Over de fabriek Canton

De geschiedenis van het Waardeiland. Aflevering 8
Geschreven door W.M. (Wim) van Doesburg

Inleiding
Van mijn derde tot mijn achttiende jaar (van 1946 tot 1961) woonde ik op de Steen- en Kleiwarenfabriek Ouderzorg-De Ridder aan de Van de Valk Boumanweg te Leiderdorp. De fabriek stond schuin tegenover de Grofsmederij op het Waardeiland. Mijn vader was bedrijfsleider (vroeger heette dat „baas‟ op Ouderzorg en we woonden in een woning op het fabrieksterrein. Bij Ouderzorg hoorde ook de fabriek Canton die aan de andere kant van de Oude Rijn stond, op het Waardeiland.

In die vijftien jaar dat we op Ouderzorg woonden heb ik een fantastische jeugd gehad. Ja, hoe kan het anders met zo‟n enorm „speelterrein‟ naast de deur. Ik kwam er echter achter dat er in Leiderdorp en in Leiden nauwelijks nog iets bekend is over beide fabrieken. De geschiedenis lijkt met de sloop van de gebouwen totaal verloren te zijn gegaan. Bij wat naspeurwerk kom ik dan nog wel korte stukjes tekst en enkele foto‟s tegen, maar dat is het dan. Aan mijn kinderen en kleinkinderen vertel ik nog wel eens op een gezellige avond bij de openhaard over mijn belevenissen op de fabriek. Ook die verhalen zullen een moeilijke overlevingskans hebben als ik er niets mee zou doen. Ik besloot daarom om alles in een boek vast te leggen. Een boek overigens voor mijn familie, zo probeer in dat stukje geschiedenis levend te houden. Uiteraard hoort Canton er ook bij en wat ik daar nog van weet, heb ik in dat boek meegenomen. De titel van dat boek is “Opgroeien tussen drielingen en lilliputters”. Het deel dat over Canton gaat, is hier onder te lezen.

Op het Waardeiland aan de overkant van de Oude Rijn was het een totaal andere wereld. Een steenworp slechts verwijderd van de hectiek van alle dag, toch leek het alsof daar bij Canton er een andere tijd was. Men was slechts met elektra aan de rest van de wereld verbonden. Verder bestond het als een wereldje op zich. De fabriek was zichtbaar, maar de rest van het deel van dat eiland ging verborgen achter een parkachtig bos.

Het hoorde bij de Steen- en Kleiwaren fabriek Ouderzorg-De Ridder, maar ik kwam er (helaas) niet veel. Altijd was er de barrière van de Oude Rijn die het Waardeiland van de rest van de wereld afsloot. Je moest overvaren en het veerpontje lag altijd in het minihaventje op het eiland. Als ik er kwam ging ik met iemand mee. Dat was in veel gevallen mijn vader die er dan moest zijn. Het eiland had altijd een bepaalde aantrekkingskracht op me. Het sprak tot de verbeelding. Dat werd nog eens versterkt in het voorjaar als de padvinders er kwamen kamperen. Dat zou ik ook wel willen. Ieder keer als ik er dan kwam, de sfeer proefde en het primitieve leven zag dan zou ik daar ook wel aan mee willen doen. Maar zoals gezegd we kwamen er weinig en achteraf gezien is dat erg jammer. Een middagje in het park zijn, bluste best wel het verlangen om naar de bossen te gaan. Iets wat bij ons in die jaren slechts eenmaal per jaar op het programma stond: de enige vakantieweek.>

Canton, ja wat was Canton en hoe is het ontstaan?
Goed om in de archieven te duiken en daar wat over de geschiedenis te voorschijn te halen. Eerst de voorgeschiedenis: Steenfabriek "Canton" werd in 1903 opgericht door H.P.H. Viervant Tukker (11 aandelen) en P.E. Viervant Tukker (1 aandeel) Tot directeuren werden benoemd P. Viervant Tukker en K. Wesseling. In 1913 ging de fabriek verglaasde en onverglaasde siersteen produceren onder de naam N.V. Steenfabriek Oudenzorg (Canton). Van 1954 tot 1962 werd de naam van de fabriek: N.V. Steen- en Kleiwarenfabriek "Ouderzorg-De Ridder", Canton.

Gelukkig ben ik iets meer te weten gekomen over de man achter Viervant Tukker. Bij het rondsnuffelen in allerlei archieven, ontdekte ik dat de Stichting voor geschiedenis en oudheidkunde in Leiden Jaarboekjes heeft uitgegeven. In de jaargang 1950 heeft Hugo van Poelgeest een in memoriam geschreven bij het overlijden van de oprichter van Canton, Philip Ernst Viervant Tukker; zo kom ik iets meer te weten van de man met die bijzondere naam die bij ons in huis zo vaak genoemd werd. Ik had echter altijd een heel andere naam gehoord en begrepen, namelijk Fie van Tukke. Zo zie je maar hoe belangrijk het is om namen goed uit te spreken en te spellen. Ik kan me nog goed herinneren dat pa een goede verstandhouding had met de man en dat er ook gesproken werd over zijn zuster. In het Jaarboekje 1955 staat het volgende, opgetekend door Hugo van Poelgeest, destijds eigenaar van Ouderzorg-De Ridder:

 

24 juli 1880 – 10 januari 1949

Utrecht en Leiderdorp, ,,Canton” (na de laatste grensverlegging Leiden geworden), zijn de beide woonplaatsen, waar het lief en leed van dit arbeidzame leven zich heeft afgespeeld.

De gelukkige jeugd in het ouderlijk huis aan de Biltstraat werd een levenslange, geliefde herinnering en de in die tijd gegroeide levenshouding, opvattingen over plicht, trouw, moraal en verantwoordelijkheidsgevoel, ook tegenover de medemens, bleven hem ten einde toe richtsnoer voor daden. Omstreeks 1900 leerde ik VIERVANT TUKKER kennen, als hij bij zijn oom W. H. VAN ZANTEN JR., mijn voorganger op ,,Ouderzorg”, logeerde en zijn voorkeur voor de kleibranche zal aan deze bezoeken wel niet vreemd zijn geweest. Hoe hetzij, hij ging zich in binnen- en buitenland voorbereiden voor een werkkring in de kleiwarenindustrie en geleidelijk groeide bij hem het plan om het geleerde in de praktijk te brengen door een eigen fabriek op te richten. Het plan werd verwezenlijkt en de fabriek, ,,Canton”, werd tegenover ,,Ouderzorg” aan de Oude Rijn gebouwd. ,,Canton” zou de producten van ,,Ouderzorg” e.a. verglazen en zich daarnaast toeleggen op de vervaardiging van sierproducten en bouwaardewerk. VIERVANT TUKKER heeft de moeilijke taak, die hij zich aldus had gesteld, met inzet van zijn gehele persoon tot een goed einde gebracht en voor ,,Canton”, dat na enige tijd in het groter verband van ,,Ouderzorg” werd opgenomen, een eigen, eervolle plaats in de Nederlandse bouwwereld verworven.

De producten van ,,Canton” bleven aan de spits staan, ook toen later verscheidene concurrerende bedrijven met hun producten aan de markt gingen komen. Ik moge de schijn vermijden een wat gekleurde oratio pro domo (,,Ouderzorg”) te houden door te verwijzen naar de vele brieven van rouwbeklag, die wij na zijn overlijden uit het gehele land van vooraan-staande architecten, e.a. ontvingen, waarin gesproken wordt van zijn, diepschouwende, ongekunstelde persoonlijkheid, hoe zijn leven een aaneenschakeling is geweest van toewijding en plicht en hij in de herinnering voortleeft als iemand die doorzicht en trouw paarde aan hoge vakbekwaamheid. ,,Niet alleen letterlijk, maar ook figuurlijk heeft de Heer VIERVANT TUKKER heel wat steentjes bijgedragen om ons land te maken tot wat het was en na de oorlog om het weer op te bouwen”. En in een brief, die hem nog op zijn ziekbed bereikte, heet het: ,,Zo langzamerhand is er uit ,,Canton” al heel wat gekomen, dat in zijn onpretentieus voorname sfeer door geen bakwerk, waar ter wereld ook, wordt overtroffen, al ziet of weet niet elkeen dat.”

Een herinneringswoord over de Heer VIERVANT TUKKER zou niet volledig zijn als ik alleen over zijn werken als fabrikant sprak. Zijn grote belangstelling voor mens en maatschappij drongen hem taken op, die soms wel eens boven zijn niet forse fysieke kracht dreigden te gaan, maar hij liet niet af. Talrijk zijn de verenigingen, die in hem een betrouwbare stuwkracht en zo nodig een rustig, maar eminent uitvoerder der plannen hadden. Ik denk ook aan zijn grote daden in de eerste wereldoorlog voor de Belgen en voor de Oostenrijkse kinderen, toen Leiderdorp mede aan de spits der hulpverlening stond en VIERVANT TUKKER ook bij deze nationale arbeid onvermoeid medewerkte. Ook zijn bemoeiingen om de militairen in die jaren wat vreugde en ontspanning te verlenen, staan mij voor ogen. Dit alles op een vriendelijke, rustige wijze, maar zonder wijken: wat hij op zich nam, kwam in orde.

En zijn persoonlijk, huiselijk leven? VIERVANT TUKKER is niet gehuwd geweest, maar hij hield van zijn familie en van zijn vrienden (en van zijn huisdieren) uit het diepst van zijn vriendelijke, goede hart en hij had een grote hang naar gezelligheid. Zomers een gezellig samenzijn op het idyllische terrein van ,,Canton”, het eiland tussen de beide Rijnarmen, of „s winters om de huiselijke haard was zijn ontspanning, en een weldaad voor de bezoekers, oud en jong. Zo was de woning aangebouwd aan de fabriek ,,Canton”, waar hij lange jaren met zijn moeder, daarna met zijn zuster woonde, een altijd gastvrij middelpunt voor familie en vrienden waar en vanwaar uit, bijvoorbeeld in de moeilijke oorlogsjaren, veel leed verzacht en steun verleend is. Het overlijden van zijn zuster, die alles voor hem was, in september 1948 heeft hem geknakt en wij moeten daarin wel mede de oorzaak zien, dat zijn niet al te sterk gestel helaas de strijd heeft opgegeven.

Voor mij was ERNST VIERVANT TUKKER door al de jaren heen in lief en leed een onkreukbaar trouwe vriend, met wie het mij een groot voorrecht is geweest bijna een halve eeuw, zonder één wanklank, dagelijks te mogen samenwerken.

HUGO VAN POELGEEST

Canton, een stukje Engels landschap
altDe fabriek van Canton was dus een glazuurfabriek. Daar waren er niet veel van in Nederland, althans niet van die grote. Waarom Viervant Tukker het nu in zijn hoofd gehaald heeft om die fabriek aan de overkant van de Oude Rijn te plaatsen, vertelt de geschiedenis niet, maar het is iemand die en van de natuur hield en van de eenzaamheid. Dat blijkt ook uit het in memoriam dat Hugo van Poelgeest over hem schreef. Er stond bij de fabriek een huis en er was een parkachtig bos aangelegd. Men woonde er letterlijk op een eiland, slechts bereikbaar met een klein veerpontje dat men op eigen kracht van het eiland naar de Van der Valk Boumanweg moest begeleiden. Om het de „overzetter‟ gemakkelijker te maken, was het pontje verbonden met een kettingbegeleiding. Die ketting lag op de bodem van de rivier en als men wilde oversteken, dan moest men met een stuk hout waar een inkeping ingemaakt was en via de ketting zichzelf naar de overkant trekken. De ketting liep door ogen en beugels door het pontje. Dat pontje was een klein simpel bootje met een vlonder waar men op stond. Maximaal vijf mensen konden er op staan. Omdat de rivier daar ter plaatse een bocht had, moest men dus bij het overvaren er op letten, dat er geen binnenvaartschip op de rivier was. Dat zou te gevaarlijk zijn. Het pontje kon niet blijven liggen aan de kant van de Van der Vlak Boumanweg, de rivier was niet zo breed en de Oude Rijn werd in die tijd druk bevaren door grote binnenvaartschepen. Toch moest men dagelijks meerdere malen gebruik maken van het pontje; het personeel moest naar de fabriek, de kinderen moesten naar school en kwamen weer terug en ook moest men dagelijks bij ons water komen tappen in bussen en kannen. Er was namelijk geen drinkwater aan de overkant, gelukkig dus wel elektra.

Het woonhuis was een eenvoudig huis met villa allure. De oprichter Viervant Tukker heeft er gewoond en dat was inderdaad niet zo maar. Hij legde een park aan en in de loop van de jaren waren de bomen hoog opgeschoten. In dat parkje waren paadjes aangelegd en stonden er her en der bankjes. Een plek dus waar de bewoners zich terug konden trekken en in hun eigen park konden genieten van rust en ruimte zonder ook maar door iemand gezien te worden of gestoord. De bereikbaarheid van het eiland en met name die kant was slechts mogelijk via dat eigen kleine overzetpontje. Als je dan je boodschappen binnen had en een vrije dag, dan was je als een vorst op je eigen stukje grond. Er was volop natuur met een keur aan vogels.

altDe nachtegaal was de publiekstrekker. In de zomeravonden was het normaal dat hij in een statige beuk een concert weggaf voor wie het maar horen wilde. De sfeervolle nachtelijke melodieuze zang van de nachtegaal is voor velen favoriet. De roep ‟whiet‟, laag ‟krrrr‟, ‟tak tak‟. Het lijkt erg op zang van Noordse Nachte-gaal, maar is wat sneller. Heeft een karakteristiek crescendo, maar geen ratelende reeksen en grote lijsterachtige tonen. Maar mooi is het. Hoewel de naam iets anders doet vermoeden, een echte nachtvogel is de nachtegaal toch niet. Deze trekvogel arriveert omstreeks medio april in Nederland. Hij zingt dan veelvuldig overdag en reageert onmiddellijk op nabootsingen van de zang en zeker op concurrenten. Hele zangduels worden dan uitgevochten.

In mei neemt de zangactiviteit van de nachtegalen sterk af. Eind juni zwijgt ook de laatste nachtegaal. Alleen een krachtige waarschuwingsroep bij onraad verraadt dan nog de aanwezigheid. Het mannetje staakt zijn zang als de jongen uitgekomen en enkele dagen oud zijn.

Er kwamen mensen uit Leiden naar de plek tegenover de beuk op de Van der Valk Boumanweg om het concert bij te wonen. Op zo‟n heerlijke zomeravond met de rust en geur van de zomer genoten wij dan mee op ons bankje voor het raam van de woonkamer en wisten nog eens te meer hoe fijn het was om daar tegenover het stukje Waardeiland te wonen.

Het park was niet het enige op het (Waard)eiland bij Canton. Achter de fabriek en rechts naast het bos lagen weiden uitgespreid. Ze waren niet vlak maar enigszins golvend aangelegd. Als je niet beter wist, had je het idee om ergens in Zuid Limburg te zijn. De bewoners van het eiland woonden er met groot plezier, ondanks het ontbreken van normaal comfort. Dat kleine stukje eilandgrond had ook zoveel te bieden: bos, weide en water rondom. Ik was nog nooit in Engeland geweest en wist niet hoe het daar was, maar nu weet ik dat het eiland een beetje Engels was aangelegd. Knus en groen met rust en ruimte. Omdat er dus later, toen de volgende directeur er kwam wonen, kinderen waren op de fabriek, die in een paradijs zijn opgegroeid, woonde er dus de directeur van Canton met zijn gezin. Ook zij waren zeer gehecht aan hun vrijheid en toen de fabriek opgeheven werd, zullen zij ook best hebben moeten wennen aan een andere woonplek. De naam van de latere directeur weet ik helaas niet meer.

Canton, een padvindersplek
Een paar keer per jaar werden we verrast door een neef van mijnheer Van Poelgeest, de eigenaar van Ouderzorg. Deze lange man (neef dus) kende ik niet anders dan als hopman van de padvinderij. Hij had een zeer scheve mond en praatte daar ook naar. Hij was met hart en ziel een padvinder en leefde in zijn vrije tijd zich daar helemaal in uit. Met Pasen al, soms lag er nog sneeuw, verscheen hij met een grote groep padvinders onder zijn hoede om op die ideale plek te gaan kamperen. De groep richtte een waar kamp in, zo compleet mogelijk. Een kampvuur werd gestookt en het eten werd daar op gaar gemaakt. Tot laat in de avond was men druk met „het overleven‟ volgens de richtlijnen van de padvinderij. Overigens had men er zeer veel plezier en in het tentenkamp werd goed geslapen. Drie dagen achtereen was men daar om vervolgens met Pinksteren weer terug te keren. Ik mocht er graag een kijkje nemen en verwonderde me er over dat er jongens waren die niet veel ouder waren dan ik, die al helemaal gewend waren aan het kampeerderleven en goed voor zichzelf konden zorgen. Het had soms iets weg van militaire dienst, zo bemerkte ik later; tenten, kampvuur, banken en tafels in de open lucht. En slapen in tenten op kleine veldbedden.

Canton, een glazuurfabriek
Canton was dus een glazuurfabriek. Klanten bestelden stenen voor hun huis, binnen of buiten, die voorzien waren van een laag glazuur op de strek- of op de kopkant of beide kanten van de steen. Een product waar je je mee kunt onderscheiden. Maar een galzuursteen kan ook gewoon functioneel zijn. De stenen werden eerst gebakken in de oven op Ouderzorg, werden getransporteerd met een vlet naar Canton, uitgeladen en en daar geglazuurd. Nou ging dat glazuren niet zomaar. Elke steen, kop, strek of kop/strek moest apart in de melkachtige vloeibare glazuurverf gedompeld worden met de hand en te drogen worden gezet. Als dan de hele partij klaar en gedroogd was, werden de stenen in de oven gezet en werd de oven aangestoken. Nogmaals bakken, dus, maar nu om het glazuur zodanig te verhitten dat de steen voorzien werd van een glasachtige/emailachtige laag. Kleur was geen punt, elke kleur kon geleverd worden, het was een kwestie van pigmenten mengen. Moeilijker werd het als klanten een variatie aan kleuren wensten. Dan moest men dus meerdere vaten met verschillende glazuurvloeistof hebben waarin de stenen gedoopt werden.

Canton, Ventilatieschachten Velsertunnel
Canton heeft een keer een enorme order uitgevoerd. Dat was toen De Ridder Schoorsteenbouw een klus had aangenomen voor de bouw van de ventilatieschachten van de eveneens in aanbouw zijnde Velsertunnel. In totaal moesten er acht of negen verschillende kleuren in de glazuurstenen worden verwerkt. Een enorme opdracht. Complicatie was ook nog eens, dat de stenen geleverd werden door Steenfabriek Meinerswijk uit Arnhem. Nog een transport extra er bij dus. En als je bedenkt hoeveel schachten er van verschillende hoogten gebouwd zijn zowel aan de noord- als zuidzijde van de tunnel, dan kun je je indenken, dat men best wel even met deze opdracht is bezig geweest. Voor het transporteren van deze geglazuurde stenen werd wel degelijk hooi gebruikt dat tussen de lagen op de vrachtwagen werd gelegd om beschadiging te voorkomen. Vandaar ook de enorme hooioogst ieder jaar op de fabriek. Kan men nu nog iets van leren: namelijk benutten van natuurlijke bronnen, in dit geval hooi van eigen gras.

De ventilatieschachten zijn gemetseld en dus voorzien van een buitenlaag van glazuurstenen. De openingen boven in de schachten voor het in en uitstromen van de lucht zijn van beton. Deze zijn ook gemaakt op de steenfabriek Ouderzorg. Ze lagen op het tasveld achter oven 1; er waren grote mallen gemaakt, een soort bekisting waar na het stellen beton in gegoten werd. Na het drogen kwamen de schachtopeningen op het terrein te leggen in afwachting van vervoer. Dat waren enorme gevallen en dus niet zomaar even met de hand op te tillen. Die dingen maken was al een enorme uitdaging in een tijd van handwerk. Ook al een enorme klus om deze prefab aan te leveren. Ik ben zo vaak mee geweest met de vrachtwagen naar Velsen en heb de bouw van nabij gedurende lange tijd mee kunnen maken.

alt

Voor het ventileren van de tunnelbuizen werden zowel aan de zuidelijke- als noordelijke zijde ventilatieschachten gebouwd. De lage schachten dienen voor de invoer van verse lucht en hebben een hoogte van 16,20 meter boven het maaiveld; de hoge schachten, bestemd voor de afvoer van verontreinigde lucht, steken 31,20 meter boven het maaiveld uit. De inwendige doorsnede van alle schachten is 3,10 meter. Ze zijn van boven afgesloten met een betonplaat. Elke schacht welke aan de bovenzijde iets naar voren uitloopt, is bovenin voorzien van totaal 50 openingen, bestaande uit vierkante betonnen kokers. De eigenlijke schachten zijn gemetseld van waalvorm klinkers; aan de buitenkant zijn geglazuurde stenen in negen verschillende kleuren toegepast; de binnenzijde en als achterwerkers zijn vlakke klinkers gebruikt. Het zijn alle vormbakperssteen. Voor de geglazuurde stenen werden gewone machinale stenen gebruikt van Steenfabriek Meinerswijk uit Arnhem, welke werden verglaasd op Steenfabriek Canton in Leiderdorp. Het parelmoereffect werd bereikt door de stenen van negen verschillende kleuren in een bepaalde verhouding te mengen. Aan het geheel zijn ongeveer één miljoen stenen verwerkt, waarvan ruim een derde geglazuurd. De betonnen kokers zijn prefab vervaardigd op het fabrieksterrein van Steen- en Kleiwarenfabriek Ouderzorg De Ridder te Leiderdorp. Het transporteren van stenen en kokers was een omvangrijke klus. Het bouwen van de ventilatieschachten werd uitgevoerd door schoorsteenbouwers van Ouderzorg De Ridder uit Leiderdorp. Dat bedrijf had één van de twee schoorsteenbouwbedrijven in Nederland. Er is gekozen voor het metselen van de schachten vanwege de tijdsbesparing; andere bouwmethoden bleken meer tijd in beslag te nemen. Om een indicatie te geven van de bouwtijd: de vier hoge en lage schachten van het noordelijke ventilatiegebouw werden in 110 werkdagen gerealiseerd.

Persbericht 28 september 1957

De verkeerstunnel en spoortunnel onder het Noordzeekanaal werd geopend door Koningin Juliana en op dezelfde dag in gebruik genomen. De Velserspoorbrug kon hierna afgebroken worden.

Rond 1935 ontstond het plan om een tunnel onder het Noordzeekanaal te maken. In 1941 werd er begonnen met de bouw van een éénbuistunnel, bestemd voor twee rijstroken. Door de oorlog werd in 1942 de bouw gestaakt.

Na de oorlog besefte men dat de tweebaanstunnel te klein zou zijn om het groeiende verkeersaanbod aan te kunnen. Om deze reden werd een driebuis-tunnel ontworpen, waarvan twee buizen voor het autoverkeer en een buis voor het treinverkeer.

In 1952 werd begonnen met de bouw. In verband met de aanwezigheid van een kleilaag op 16 meter –NAP werd er gebruik gemaakt van de open bouwputmethode in plaats van een zinktunnel.

De autotunnel werd 1664 meter lang, de spoortunnel maar liefst 3324 meter. Het diepste punt kwam op 23,2 meter –NAP.

Canton, een ouderwetse oven
Het stookproces van de glazuurfabriek was ook vakwerk. De stenen mochten niet te veel verhit worden en ook weer niet te weinig. Nu had men in de oven een kegel geplaatst waar het vuur om heen draaide. Als de kegel om viel was de oven „gaar‟ en hoefde men niet meer te stoken. Het stoken gebeurde van onder af. Dat wil zeggen dat kolen in een soort lange stenen koker naar binnen gegooid moesten worden. Dat moest zorgvuldig gebeuren, want als de kolen eerst niet helemaal achterin de koker kwamen, brandde de oven niet gelijkmatig. Men stookte per opdracht de oven, waarna deze weer uit ging en afkoelde. Het opstapelen van de stenen gebeurde net als bij het bakken bij potten; elke steen moest op zichzelf staan om goed gestookt te kunnen worden. De capaciteit van de oven was beperkt, dus bij grote opdrachten betekende het dat er continu gestookt moest worden. De fabriek volgde zijn eigen ritme, iets wat wel eens wat irritatie opleverde bij de grote broer aan de overkant. Maar ja, zo gaat dat met een eenling, het valt niet mee om op te gaan in de vaart der volkeren.

alt

Al zoekende op Internet, kwam ik een foto tegen uit de tijd dat het terrein van de fabriek helemaal volgebouwd werd met woningen. Canton aan de overzijde van de Oude Rijn werd ook al gesloopt. Het woonhuis was al weg; de oven en schoorsteen van de glazuurfabriek staan er nog. Op de achtergrond staan de fabriekshallen van de Kon. Grofsmederij op het Waardeiland.

De stad Leiden had zijn oog laten vallen op het mooie Waardeiland en stukje bij beetje verdwenen de bedrijven zoals de Grofsmederij, de tuinders en dus ook Canton. Een stukje cultuurhistorie werd definitief in de drang naar uitbreiding en vernieuwing voorgoed van de kaart geveegd. Op vallend daarbij is ook dat men in die tijd totaal geen besef had van de cultuurhistorische waarde van dergelijke bedrijven. Zeker als het om een steenfabriek ging, was daar al helemaal geen belangstelling voor. Het zou jaren duren tot aan het eind van de 20ste eeuw/begin 21ste eeuw dat er eindelijk een halt werd geroepen aan de ondergang van al die fabrieken. Het heeft gewoon te maken met het feit dat de steenfabrieken niet al te best bekend stonden. Het werk was zwaar, de mensen die er werkten werd de rug toegekeerd en het gewone publiek wilde helemaal niets van die cultuur weten. Het is dankzij een aantal volhoudende lieden dat het tij enigszins gekeerd is. Zij probeerden nog te redden wat er te redden viel. Gelukkig kregen zij gehoor en wat er nog over is in Nederland krijgt nu de aandacht die het verdient. Je kunt niet om steenfabrieken heen, denk ik. Nagenoeg alles wat in Nederland is gebouwd en nog wordt gebouwd wordt gedaan met stenen van Nederlandse bodem. Het hoort bij de cultuur en het is onderdeel van de bouw- en wooncultuur. Toch vreemd dat de fabrieken en de mensen die er werkten totaal geen aanzien hadden. Men sprak er niet over en dus was het er niet en het scheelde niemand als er een fabriek werd afgebroken. Kijk naar Leiderdorp. Ouderzorg verdween en er is werkelijk niemand geweest die de moeite heeft genomen om een belangrijk stuk erfgoed veilig te stellen; er zijn enkele stenen, tegels, vormen of wat dan ook bewaard gebleven. Alles is met het grofvuil domweg afgevoerd en vernietigd. Eerlijk gezegd een schande dat een gemeente zo met zijn verleden omgegaan is. Tot grote verbazing merkte ik dat zelfs in het Leiderdorps museum nagenoeg niets over Ouderzorg en Canton te vinden is. En dan te bedenken dat Ouderzorg en Canton zestig jaar lang een belangrijke werkbron geweest te zijn voor Leiderdorp, Leiden en zijn omgeving. Het is ronduit gezegd niet netjes. Dank zij de stenen van Ouderzorg zijn er heel wat gebouwen tot stand gekomen en dankzij het glazuur van Canton staan nog steeds gebouwen te pronken met prachtige stenen. Maar er was nog veel meer. Kijk naar de uitvinding van de lilliputter, een klein formaat steen, het was het werk van Hugo van Poelgeest. Rijdt eens door de Velsertunnel, iedereen kent de ventilatieschachten…, zijn wel gebouwd door Ouderzorg De Ridder en de stenen zijn wel geglazuurd op Canton. Goed om de geschiedenis te kennen.